Ice had honger gekregen, en op in de bergen was niet veel prooi te vinden, dus daalde hij voor de eerste keer in dagen het steile bergpad af. Hij had behoefte aan bloed. Het grasveld dat aan de voet van de berg lag, zag er aantrekkelijk uit. Verschillende prooigeuren zweefden door de lucht en vermengden zich tot één heerlijke geur die ervoor zorgde dat het water in Ice's mond liep. Hij likte zijn lippen af en probeerde het verste spoor te vinden, wat in dit geval een vers konijnengeurspoor was. Voorzichtig sloop hij door het lange, natte gras. Zijn vacht raakte doorweekt, maar het kon hem niet veel schelen. Zijn honger won het van de koude rillingen die zijn natte vacht veroorzaakte. Even stak Ice zijn kop boven het lange gras uit om zicht te kunnen oriënteren, en zag dat het konijntje een paar staartlengtes van hem af was. Het bruine, wollige ding huppelde nietsvermoedend rond, waarschijnlijk op zoek naar voedsel. Ice grinnikte in zichzelf. Het konijntje zou straks zelf voedsel worden, al wist ie dat nog niet. Ice sloop nog een beetje dichter bij het konijn, tot hij het wollige ding kon zien zitten. Het bruin van zijn vacht viel niet heel erg op in het gras, dat half verdord was, maar Ice's ogen waren goed getraind. Met een harde grom sprong hij op het konijn en beet hem in een keer dood. Het nekje maakte een krakend geluid toen de sterke kaken van de vale vos zich er om heen hadden geklapt en hard doorbeten. Bloed stroomde uit de wond, en Ice likte het met plezier op. Plotseling drong er een ongewenste geur zijn neusgaten binnen. Het was een vossengeur. De geur van een Clanvos nog wel. Met het konijn in zijn bek liet hij een lage, waarschuwende grom horen vanuit zijn keel. Zo stil als hij kon liep hij in de richting van de geur en verschool zich achter een struik. van deze positie kon hij duidelijk een vos zien liggen op het grote rotsblok dat midden in het grasveld lag. Een jonge rekel lag te genieten van de zon, maar merkte al gauw de aanwezigheid van de andere vos op. "Kom er bij zitten, als je wilt," nodigde de vos hem vriendelijk uit. Ice spuugde het konijn uit en schraapte er wat modder over om hem te verbergen, zodat hij het later op kon eten, als hij deze arrogante rekel op zijn plek had gezet. Hij drong zichzelf door de prikkelige struiken en ging onder aan de steen zitten. "Verwacht je dat ik in zou gaan op zo'n uitnodiging?" vroeg hij de rekel, terwijl hij zijn woede in probeerde te houden. Hij schoot veel te snel uit zijn slof, dat wist hij wel. Van de kleinste dingen kon hij het grootste probleem maken. Nu stond het hem niet aan hoe de rekel niet oppaste met wie hij uitnodigde. Je kon een onbekende vos niet zomaar vertrouwen. De vos had deze keer pech gehad dat hij een moordmachine had uitgenodigd, en Ice wilde dit even duidelijk maken. "Je weet zeker niet wie je hebt uitgenodigd?"