Mijn Oneshots Allemaal dingetjes die ik maak om te oefenen met schrijven, allemaal waargebeurd
Op de fiets naar school:
Een golf energie ging door mijn benen terwijl ik voor het eerst een duw gaf tegen de trappers van mijn fiets. Langzaam begonnen de wielen toch te rollen, een gewenst resultaat wat mij betrof. Het grind van het pad knarste onder mijn fiets terwijl ik stug door bleef trappen. Na een tijdje kwam ik toch op mijn gewenste snelheid, en deed ik wat kalmer aan. Het was ook mijn eigen schuld dat ik altijd in de zevende versnelling startte, maar goed. Eventjes ging er een lichte siddering door mijn lichaam, het was freakin koud! De wind baande zich een weg door mijn zomerjas en verkleumde me. Nou, goed doortrappen dus, dan was ik er zo. Op weg naar mijn doem, dacht ik er nerveus achterna. En met die gedachte draaide ik de hoek om mijn straat uit. Mijn tas trok venijnig aan mijn rug, die was ook al zwaar. Maar ja, wat had ik verwacht? Dat die laptop die ik nu standaard meesleepte niks zou wegen? Ik zou me een breuk tillen aan dat ding, maar ik zou hem gebruiken ook! Dan maar tanden op elkaar, zo ver was het niet naar school. Eventjes keek ik om me heen, of ik geen ongewenste mee fietsers zag, en daarna sloeg ik de volgende hoek om. Een auto raasde aan me voorbij en liet me eventjes zwabberen, maar ik herstelde me snel. Verveelt begon ik weirde engelse woorden die ik ook gehoord had in mijn hoofd te herhalen. "I'm no one-trick-pony~," Mompelde ik zachtjes, overmatig geamuseerd hoe het klonk. Uiteindelijk moest ik remmen en afstappen, want nu was ik op een straat waar de auto's je 's ochtends wel voorbij raasden. Niet zo geduldig wachtte ik op een opening in het verkeer, en toen die er was stak ik over en maakte ik een scherpe bocht om alsnog op het bijna gemiste fietspad terecht te komen. Bijna was ik tegen de stoep aan geknald, maar ik had het gehaald. Stug fietste ik dus weer verder, mijn tas iets hoger op mijn rug hijsende. Uiteindelijk kwamen er ook tegenliggers, en geen enkele ontsnapte aan mijn zicht. Het was gewoon een gewoonte geworden om alles en iedereen in de gaten te houden. Maar de oude man die tegenliggers was staarde me aan, zijn hoofd zelfs draaiende om naar me te staren. Een onbehaaglijk gevoel bekroop me, maar alsnog staarde ik terug. Toen die man eindelijk voorbij was, kon ik gelukkig de hoek om slaan. Vorig jaar had ik een andere route gefietst, maar deze route was eigenlijk korter. Waarom ik dan de langere route nam? Omdat niemand anders die nam. Zo paranoïde ben ik geworden deze jaren, bedacht ik me met walging voor mezelf. Toch was mijn zelfverzekerdheid nu al kreupel door de staar van de man. Had ik vanochtend iets raars gedaan? Stond er een pluk haar overeind? Wat was er dat het de moeite waard was om naar me te staren? Veel tijd had ik niet om erover na te denken, iets anders ving mijn aandacht. Want ja, mijn concentratie is niet heel erg hoog. Rikketik..Rikketik..Rikketik.. Het werd steeds luider. Ik weerstond de neiging om achterom te kijken. De fietser die dat rare geluid maakte zou zich vanzelf wel onthullen, want aan het aanzwellende rikketik te horen, ging hij snel. Dan zou hij me vanzelf wel inhalen. Net toen ik die conclusie had getrokken, haalde de rikketik fietser me in. Klein jochie, grote, gigantisch overvolle tas. Brugger, kan niet missen. Een aantal spaken van de fiets van de brugger zaten los, en tikten tegen het metalen, of waar het ook van gemaakt was, framewerk van de fiets. De fiets zag er erg gammel uit en ergens zat ik me te bedenken of ik moest oppassen dat hij niet voor mijn ogen uit elkaar viel. De brugger fietste door een klein gat in de weg, en aan het geluid dat de fiets maakte te horen, zou het niet zo lang meer duren voordat wat ik me had bedacht werkelijkheid zou worden. Ach ja. De brugger had nog steeds haast alsof hij 20 minuten te laat was, in plaats van te vroeg en scheerde de weg over. Ik wachtte eventjes totdat er een opening was in het verkeer VOORDAT ik over stak, in plaats van de brugger die gewoon voor de toeterende auto's langs scheurde. Tja, het was niet mijn probleem. Maar onwillekeurig dacht ik terug aan de klachten van mijn moeder dat de brugklassers net losgelaten wild waren op de weg. En nadat ik dit had gezien, wist ik dat ze nog gelijk had ook. Toen ik de weg over gestoken had, trokken twee nieuwe meisjes mijn aandacht. De geur van hun parfum walmde achter ze langs, recht in mijn gezicht. Gatver. Ik remde iets af, en bleef een wat grotere afstand behouden terwijl ik mijn wielen nog steeds rondjes liet gaan. Het was nu alleen nog maar een saaie, rechte weg langs de belastingkantoren. Alleen moest je wel een paar keer oppassen dat je niet van je sokken gereden werd door de auto's van de belastingkantoren. Terwijl ik dit saaie rechte stuk fietste, zat ik me te bedenken wat ik allemaal had vandaag. Nederlands, Algemene natuurwetenschappen, maatschappijleer, GYM en geschiedenis. Gatver, rotdag. Vooral gym. Eventjes reikte mijn hand uit naar de gymtas onder mijn snelbinders, gewoon om mezelf te bewijzen dat hij er nog steeds zat. Mijn vingertoppen gleden over de ruwe stof. Ja, hij was er nog. Eventjes keek ik in het rond. Waar was die Rikketik brugger eigenlijk gebleven? Nergens zag ik hem meer, dus ik haalde maar mentaal mijn schouders op. Eindelijk kon ik de hoek om richting school, en met een zachte zucht reed in de fietsenstalling in. Daar was het ook al druk, dus ik moest ook nog eens afstappen. Ik zette mijn fiets op het plekje waar ik hem normaal altijd neer zette, en draaide de sleutel knarsend uit zijn slot. Vervolgens trok ik mijn gymtas onder mijn snelbinders vandaan, waar hij altijd nog aan bleef hangen ook. Uiteindelijk moest ik mijn gymtas maar uit zijn verstrengeling met de snelbinders halen en nadat dat eindelijk gelukt was, liep ik de fietsenstalling uit, de drukke kluisjes ruimte in, een nerveus gevoel in mijn buik over wie ik daar zou tegenkomen.
Ziekmelden:
Ugh... wat was er aan de hand? De bel van het derde uur was net gegaan. Tussenuur. Maar er was iets raars aan de hand. Mijn hand greep naar mijn voorhoofd, terwijl ik wankelde om op mijn benen te blijven staan. De gang duizelde eventjes voor mijn ogen, en het misselijke gevoel in mijn buik werd sterker. Oke, ik voelde me al een paar dagen niet lekker, maar dit was niet normaal meer. "Zullen we naar de aula gaan?" Hoorde ik één van mijn vrienden zeggen. De gang werd weer helderder, draaide niet meer. Maar alsnog, de drukke aula stond me totaal niet aan. Om meerdere redenen niet. Ten eerste was die altijd druk, en ten tweede zat het me nog steeds niet lekker om in één aula te zitten met bepaalde mensen. "Kunnen we niet ergens anders heen gaan?" Probeerde ik terwijl een licht geklop zich in mijn hoofd begon te vormen. Gatverdamme, ook nog hoofdpijn? En dan ook nog eens drie tussenuren te gaan. De dag was weer lekker ingedeeld. Ik had economie en wiskunde er al opzitten, vervolgens had ik het derde uur tussenuur, daarna had ik economie keuze werktijd uur (Niet dat ik veel keuze had...) daarna weer tussenuur, vervolgens M&O, OPNIEUW een tussenuur, en vervolgens maatschappijleer. En dan pas was ik dan vrij, om 16:05. De minuten verstreken, en uiteindelijk begon ik me steeds meer beroerd te voelen.
Nu was het tussenuur bijna voorbij, nog 20 minuutjes te gaan. We zaten in het trapenhuis met onze laptops, want ja, wij hadden de luxe dat we met een laptop mochten werken op school, iets war ik zou blij mee was. Maar nu, deed het staren naar het helder verlichtte beeldscherm me toch pijn. Met een geërgerde grom zette ik de helderheid iets donkerder, hopend dat dat iets meer verlichting zou brengen. Maar nee, dat deed het niet. Uiteindelijk klapte ik mijn laptop dus maar weer dicht, en deed ik hem in mijn tas. Maar ja, wat moest ik nu dan gaan doen? Uiteindelijk stond ik maar op, en ging ik kijken wat de anderen aan het doen waren. Maar de geïnteresseerde staar die ik dacht te hebben, bleek toch meer een blanco staar te zijn, want iemand vroeg me of er iets was? Uiteindelijk gaf ik dus maar toe dat ik me niet zo lekker voelde. Meteen kreeg ik een heel relaas over me heen dat ik naar huis moest. Eerst protesteerde ik nog, zeggende dat ik het nog wel vol hield, we hadden tenslotte toch nog zoveel tussenuren waar ik me niet in hoefde te concentreren. Maar uiteindelijk gaf ik me toch gewonnen, en belde ik naar huis wat zij daar dan vonden. Nadat de telefoon een paar keer overging, nam mijn vader op. Ook hij was van mening dat ik dan maarnaar huis moest gaan. Met een zucht hing ik op, en deelde ik mee dat ik me dan maar ging ziekmelden. Meteen stond Remco op en bood aan om met me mee te gaan. Ik haalde mijn schouders op en zei dat het prima was. Samen liepen we uiteindelijk naar de toezichthouder. Eerst keek ik naar binnen om te kijken of er niemand was, maar daarna legde ik mijn hand op de deurknop. Heel eventjes weifelde ik, zou ik het wel doen? Ach ja, ik had nu geen keus meer, dus ik duwde de klink omlaag en deed de deur open. Meteen keken de vrolijke ogen van een ietwat mollige vrouw me aan. "Hallo Babs," Groette de toezichthouder me, of zou ik toezichthoudster moeten zeggen? Ergens zat het me nog steeds niet lekker dat ze me bij naam kende, maar dat terzijde. "Hallo mevrouw, ik kom me ziek melden.." Zei ik, zoals altijd mijn stem veel te zacht dan me lief was. maar meteen tot het punt komende. Meteen werd de vriendelijke blik iets bezorgder. "Ga maar zitten Babs, dan zal ik je ouders even bellen," maande ze. Ik liet mezelf neer zakken op een oranje, doorzichtig stoeltje, en keek eventjes naar Remco die wat heen en weer beende. "Wat heb je Babs?" Vroeg de toezichthoudster me. "Misselijk, duizelig, hoofdpijn," Somde ik zachtjes op. "Ik had het al iets langer, maar vandaag werd het een stuk erger," Vervolgde ik. "Iets langer?" Viel Remco me in de reden, "Je klaagt al een week dat je je niet zo lekker voelt," Opnieuw haalde ik mijn schouders op, en de toezichthoudster belde mijn ouders op. Die hadden het telefoontje immers al verwacht. Toen ik groen licht had om naar huis te gaan, liep ik naar mijn kluisje toe, op de voet gevolgt door Remco. Nadat ik mijn jas aan had getrokken, propte ik nog vlug zoveel mogelijk boeken in mijn tas, mocht ik ze nog nodig hebben. Ik groette Remco, en liet hem me beloven dat hij me de aantekeningen van de lessen die ik zou missen op zou sturen en vervolgens liep ik naar buiten. "Fudge.. het is koud.." Mompelde ik binnensmonds, terwijl ik het trapje naar de fietsenstalling opliep. Eventjes kwam ik nog een klasgenoot tegen in de fietsenstalling, die me vrolijk groette. Natuurlijk groette ik terug, en pakte ik mijn fiets. Met mijn fiets aan de hand, liep ik de fietsenstalling uit. Oke, het laatste stukje fietste ik. Mijn gezicht vetrok eventjes toen ik zag wie er buiten op het stoepje zaten. F***... Ze zaten dus blijkbaar niet in de aula. Maar alsnog hield ik mijn gezicht in de plooi, en fietste ik door, het pad af, de straat op. Niet kijken... Vermaande ik mezelf. "Hey BABS" Schalde een al te bekende stem alsnog pijnlijk spottend over de straat. "Hi," groette ik onenthousiast terug, doende alsof het me niks kon schelen. Blijkbaar was mijn voorzichtigheid toch niet voor niks geweest, het was nog niet over. Normaal bleef dit lang in mijn hoofd spoken, maar de hoofdpijn liet mijn hoofd barsten, en dus concentreerde ik me maar op het fietsen. Na een seconde of dertig die wel eeuwen leken, bereikte ik de hoek en fietste ik de straat uit, op naar mijn normale fietsroute.
Nieuwjaar:
Vuurwerk knalde door de lucht en spetterde uiteen in een schitterende zee van licht. Totaal gefascineerd staarde ik uit het raam naar het tafereel, het waren gewoon dansende lichtpuntjes. De oorverdovende knallen van het spetterende vuur lieten de bank waar ik overheen zat geleund trillen. Rook doemde op van de straat en verdween weer in het niets. Een klein figuur liep over de stoep heen, en bij ons de oprit op. Tante Letty. Maar... Eigenlijk had er nog iemand naast haar moeten lopen... Maar goed, ik drong de gedachte weg en sprong van de bank af. In een bijna rennende pas ging ik naar de achterdeur en vloog ik haar om de hals. In mijn kielzog kwam Scooter al aan hobbelen, die tegen haar opsprong. "Gelukkig nieuwjaar!" Groette ik haar vrolijk. Ik werd vriendelijk terug begroet met dezelfde woorden, maar daarna trok ik mijn gezicht in een bezorgde plooi. "Hoe is het met Oom Ben?"
Een paar maanden geleden, waren we erachter gekomen dat Oom Ben Longkanker had. Doormiddel van veelvoudig hoesten en benauwdheid was hij naar de dokter doorverwezen, waar ze erachter kwamen dat hij een tumor had, een grote tumor. Sindsdien was het hele circus van Chemokuren begonnen, maar veel had het tot nu toe nog niet geholpen. Altijd was hij met nieuwjaar buiten, stak hij het mooiste vuurwerk af, maar deze keer niet, deze keer moest hij binnen blijven in zijn huis wegens de zware rook die er buiten hing. Hij zou veel te benauwd worden...
"Het gaat wel redelijk met Oom Ben," Antwoordde mijn tante, "Hij vindt het natuurlijk niet zo leuk dat hij binnen moet blijven." Nee.. daar kon ik inkomen. Wie zou het nou wel leuk vinden? Ik beet op mijn lip. Het was ook zo moeilijk... Ik was zo in gedachten verzonken geraakt dat ik niet had gemerkt dat mijn moeder nu achter me stond, "We zullen zometeen wel langs gaan bij hem," Stelde ze me gerust en meteen fleurde ik weer op. Gelukkig wonen we maar één huis bij elkaar vandaan, gezellig in dezelfde straat. Ik trok mijn jas voorzichtig aan, en liep naar de deur. Al snel voegden mijn broertje en mijn vader zich bij me. Mijn moeder bleef bij Scooter en bij mijn tante. Ik haalde eventjes diep adem en opende de deur. Een muur van geluid kwam me tegemoet, verschillende luide knallen in de lucht en rook sloeg me om de keel. Ik trok mijn kraag van mijn jas iets hoger en begon vlug te lopen. Het was koud buiten... Ik kon mijn adem in kleine wolkjes in de lucht zien verdwijnen. Ik groette een paar buren gelukkig nieuwjaar en uiteindelijk belde ik aan bij Oom Ben. Bijna meteen ging de deur open en keek een lange, kalende man me aan. Hij was mager geworden.. magerder dan ooit. Meteen gaf ik hem een knuffel. Het viel me op dat ik zijn botten door zijn huid heen kon voelen. Zijn baard prikte een beetje toen hij me een zoen op mijn voorhoofd gaf. Snel gingen we naar binnen, want bijna meteen daarna begon hij te hoesten...
Na een tijdje gepraat te hebben over verschillende onderwerpen wouden mijn vader en broertje weer naar huis. "Ik blijf nog even," Zei ik na een lichte aarzeling, "Ik wil niet dat oom Ben alleen is." Oom Ben keek me eventjes met een ontroerde glimlach aan, "Bedankt meisje," Zei hij. Hij had me altijd meisje genoemd, of tenminste vaak. Uiteindelijk gingen mijn broertje en vader weg en bleef het even stil. Oom Ben ging bij het raam staan, staarde na het vuurwerk. Ik ging naast hem zitten, plaats nemende op de achterleuning van de stoel die voor het raam stond. Samen keken we naar het vuurwerk. "En heb je nog goede voornemens voor dit jaar Babs?" Vroeg hij me. Meteen keek ik op van het schouwspel. "Ik wil natuurlijk dit jaar over gaan.. ik denk dat dat mijn eerste prioriteit is," Reageerde ik met een glimlach. "En u?" Vroeg ik daarna, als automatisme. Meteen daarna had ik spijt van mijn woorden. Het bleef weer even stil, maar oom Ben reageerde met een glimlach even groot als altijd. "Mijn doel van dit jaar is om de strijd te winnen van mijn kanker," Vertelde hij rustig. Ik knikte zachtjes, verdriet doorslikkende. "Ik weet zeker dat het u gaat lukken.." Zei ik zachtjes, mijn stem een beetje schor. Een schaduw door de rook die steeds dichterbij kwam liet me weer opkijken. "De overburen komen eraan." Merkte ik op. Oom ben knikte, "Laat ik ze dan maar eens gaan begroeten," Zei hij rustig, en hij deed de deur naar de gang open en weer achter zich dicht. Eventjes bleef ik zitten, maar vervolgens liet ik me op de grond zakken en liep opende ik de deur naar de gang zelf. Nadat ik hem achter me sloot, wachtte ik op een kans om ze te begroeten en gelukkig nieuwjaar te wensen. Maar het gesprek ging in een richting die ik niet verwacht had...
"We weten.. van uw ziekte.. We vinden het zo erg voor u.." Zei de overbuurman, aarzeling in zijn stem, alsof hij niet wist wat hij moest zeggen. "Er is niks aan te doen.." Mompelde mijn oom. Uiteindelijk ging het gesprek naar wat hij precies had. "Het begon met Longkanker," Vertelde oom Ben. Meteen keek ik gealarmeerd op van mijn leunplekje tegen de muur een paar meter verderop. "Het is nu ook in mijn lymfe gevonden.. Als het grootcellig is kunnen ze er iets aan doen, als het kleincellig is wordt het lastig..." Mijn hart sloeg een paar slagen over en ik voelde me koud worden. Sinds waarneer, SINDS WAARNEER WAS DAT! Nee.. het kon niet... Dit was een droom.. Ik zou zometeen weer wakker worden... Doodstil trok ik me weer terug naar de woonkamer, de deur achter me sluitende. Gedempte stemmen klonken nog achter me. Nog altijd stilzwijgend ging ik weer op de rugleuning van de stoel zitten. Tranen gleden langzaam over mijn wangen heen, zonder geluid, zonder een enkele snik. Snel veegde ik de tranen met een ruw gebaar weer weg. Niemand hoefde het te zien. Maar het liefst zou ik alle woorden gewoon weer uit mijn hoofd wissen, samen met wat er allemaal was. Het liefste zou ik gewoon weer wakker worden in een wereld waar niks aan de hand was... Weer een schaduw in de rook. Mijn moeder kwam eraan, ze kwam me gelukkig ophalen samen met tante Letty.
Uiteindelijk stond ik weer buiten, samen met mijn moeder. Doodstil. De vrolijke gemoedstoestand die ik had nagenoeg weg. Terwijl we de oprit opliepen, kwam er een andere buurman naar ons toe om te vragen wat er met Oom Ben aan de hand was. Verdomme! Was de straat soms de landelijke roddelpers geworden ofzo?! Eventjes hoorde ik het aan, maar mijn ogen werden steeds vochtiger. Met een snel excuus ging ik weg, mijn passen vlug op de kiezelstenen van de oprit. De deur vloog met een ruw gebaar open toen ik te veel kracht zette, en snel deed ik hem achter me dicht. Toen ik eenmaal binnen stond, barstte ik in luide snikken uit en sloeg ik mijn armen voor mijn gezicht.
~1 week later~
Het licht van de ambulance drong door mijn blauwe gordijnen heen. Met een droge keel duwde ik met trillende vingers de lichte stof aan de kant om door mijn raam te kijken. 2 Huizen verder.. er stond een ambulance voor de deur. Tranen gleden langs mijn wangen heen, en drupten op de vensterbank. Nee..Nee... Niet zo snel.. Een week geleden was hij nog.. nee.... Twee ambulance broeders droegen een brancard naar buiten, met daarop een lange, magere man al te bekend bebaard gezicht, al zat er nu een zuurstof masker over heen.
Oom Ben..
Eenzaamheid:
Een oranje knipperend schermpje verscheen in beeld toen iemand een gesprek met me startte. Een lichte frons verscheen op mijn voorhoofd toen ik zag dat het degene was die naast me zat. De woorden stonden als inkt op mijn scherm gedrukt.
Word je boos als ik zeg dat ik NT ga doen?
Eventjes ging angst als een koude schok door me heen, eventjes hoorde ik de woorden van de leraar ANW niet meer. Nah, dit moest gewoon een grapje zijn, een stel dat situatie. Met vlugge vingers tikte ik dus maar 3 letters in. N, e en nog een e. Weer een lichte aarzeling, "Ga je dat doen dan?" Typte ik erachteraan. Het volgende antwoord verscheen al snel op het scherm.
Ja
Een misselijk gevoel begon in me op te borrelen, NT... Dat betekende.. Nee, nee nee nee.. Dat kon niet, dat mocht niet, niet opnieuw. Ik voelde mijn ogen vochtig worden. Ik beet op de binnenkant van mijn lip, nee, niet huilen, vooral niet huilen, geef haar nou geen rot gevoel. Ze is je vriendin, dan moet je haar geen rotgevoel geven. Maar toch... De vochtigheid verdween iets, ik liet mijn lip los uit mijn ijzeren tandenklem. Had ik eindelijk een vriendin in mijn klas.. ging deze ook weg. Vorig jaar hadden al mijn vrienden al voor NT gekozen, dat betekende dat ze absoluut niet bij mij in de klas kwamen, uitgesloten. Ik deed economie en maatschappij, natuur en techniek was voor mij niet haalbaar, iets wat al sowieso moeilijk te verkroppen was. Ik kon het gewoon niet, hoe graag ik het ook wou. En nu, zou ik weer alleen zijn, net zo alleen als in de brugklas, niemand die met je wou samenwerken, altijd als medelij gevalletje in een groepje werd opgenomen. Nee.. nee niet opnieuw. Weer voelde ik mijn ogen vochtig worden, opnieuw beet ik op mijn lip, harder dit keer. Ik proefde bloed. F***.
Langzaam begon mijn hoofd als een sneltrein te werken, zoals het altijd deed als ik langzaam in paniek begon te raken. Snel stuurde ik een mailtje naar huis toe, een mailtje met een paniekerige uitleg van het verhaal. Vlug drukte ik op verzenden en staarde ik weer naar mijn beeldscherm. Ik had nu ondertussen de helft van de uitleg gemist, en was opgelucht dat mijn ANW docent mij geen beurt gaf. Nog altijd bleef het paniekerige gevoel in mijn buik borrelen. Mijn gedachten werkten op volle toeren. Wat als het nou mijn schuld was? Ik begon langzaam puzzelstukjes in elkaar te duwen. Dit was niet de eerste keer dat vrienden door mijn fout afstand van me namen. Ik was gewoon vervelend, ik ben gewoon een smet. Mijn humor is niet grappig, mijn naam is lelijk, mijn stem is irritant. Uiteindelijk kwam ik tot de conclusie dat het gewoon aan mij lag. Ik verdiende het gewoon niet om vrienden te hebben. Dat liet het leven me wel erg duidelijk merken. Pijnlijk duidelijk. Hoe vaak moest ik vandaag nog op de binnenkant van mijn lip bijten? Nu overspoelde één gevoel me pas echt, eenzaamheid. Ik had dat bittere gevoel nu al een paar weken mogen proeven. Het gevoel dat je eruit ligt, dat je er niet meer bij hoort, dat je gewoon niet meer nodig bent. De laatste paar dagen had ik het weggedrukt, maar het was terug, en sterker dan ooit.